Meetopstelling voor de analyse van rookgassen
Het rookgasmonster moet op de juiste wijze worden voorbereid, alvorens het aan de meetapparatuur aan te bieden. De metingen met behulp van fysieke meetapparatuur staan of vallen met een goede monsterneming en voorbehandeling van de rookgassen.
In eerste instantie dient het monster schoon te zijn (toepassen van een groffilter 5 - 20 m). Voor de meetapparatuur wordt ook nog een fijnfilter (1 - 5 m) geplaatst. Het rookgasmonster mag niet veranderen vanaf het punt van monsterneming tot het moment van de meting. Voor de meetsonde kan tot 300 C roestvrij staal worden gebruikt, daarboven wordt kwarts gebruikt. De monsterleiding dient verwarmd te zijn om condensatie te voorkomen (toepassing van PTFE als corrosiebestendig materiaal). Doordat vooral NO2 (en SO2) door water wordt opgenomen, is het tevens noodzakelijk om condensatie in de meetleiding te voorkomen.
De gebruikte meetapparatuur is zeer gevoelig en kan gedurende de meetperiode in haar respons verlopen. Men dient deze instrumenten dan ook regelmatig te kalibreren met behulp van (vrij kostbare) gecertificeerde ijkgassen, waarmee zowel het nulpunt als het meetbereik van het toestel worden gejusteerd en indien nodig gekalibreerd.