snelnaardata
 

Leidingbevestigingen

Een belangrijk deel van elk pijpleidingstelsel zijn de leidingbevestigingen c.q. leidingsteunen. Leidingen zijn meestal met beide uiteinden aan een apparaat (pomp, turbine, vat, enz.) bevestigd. Als de overspanning tussen deze apparaten te groot wordt, moet de vrij liggende leiding doelmatig worden ondersteund of opgehangen. Hiervoor staan diverse type leidingsteunen ter beschikking, die grof weg als volgt kunnen worden ingedeeld:

@ Statisch in functie:

- ondersteuningen, star of verend (met variabele of constante veerwerking);

- hangers, star of verend (met variabele of constante veerwerking);

- geleidingen, glijdend of rollend.

@ Dynamisch in functie:

- bevestigingen, star (vastpunt) of scharnierend/star;

- hydraulische trillingsdempers, scharnierend/verschuifbaar;

- mechanische schokdempers, scharnierend/verschuifbaar.



Als voor het bepalen van de locaties van de leidingsteunen geen gedetailleerde analyse wordt aangewend, mag de afstand tussen de leidingsteunen niet groter zijn dan de gegeven waarden in bijgaande tabel. De afstanden volgens deze tabel gelden voor rechte horizontale leidingen zonder puntbelastingen, zoals appendages. Verticale leidingen kunnen als puntbelastingen worden beschouwd. Puntbelastingen moeten met extra leidingsteunen worden opgevangen.

Waar een richtingsverandering in de leiding optreedt, moet de afstand tussen een van de aangrenzende leidingsteunen en het systeemzwaartepunt kleiner zijn dan 7 maal de nominale pijpdiameter van de leiding. De afstand van de tweede leidingsteun tot het systeemzwaartepunt moet < 0,66 maal de steunpuntsafstand uit bijgaande tabel zijn.


Bron:Handboek procestechnieken en -engineering,  2000.

originaltype: 
pdf
 
Meer lezen over Leidingbevestigingen?